Genetische predispositie
Alle rassen vertonen gedrag dat bij de soort hoort: volwassen reuen tillen doorgaans hun poot op bij het plassen, honden maken allemaal een spelboog als ze een ander individu uitnodigen om te spelen en geen van allen miauwt. We hebben het hier over soortspecifiek gedrag. In deze zin is er inderdaad geen verschil tussen rassen. Ook mag je niet verwachten dat een rashond volledig in de beschrijving van de rasstandaard past: niet iedere Duitse herder is geschikt voor de IGP en niet iedere Labrador heeft per definitie een zachte bek. Toch zien we binnen bepaalde rasgroepen een bovengemiddelde aanleg met betrekking tot het uitvoeren van de taken, waar wij ze voor bedacht (gefokt) hebben. Bepaalde, voor het werk belangrijke, eigenschappen zijn zo ontstaan. Zo verbaast het niemand, dat een jonge Border Collie pup sterk de neiging heeft tot drijven. Het verbaast ons echter enorm dat een Boerboel bijzonder territoriaal is en zijn taak als bewaker zeer serieus neemt. Hoezo?
Door middel van kunstmatige selectie hebben we soortspecifieke eigenschappen bij verschillende rasgroepen als het ware meer aan de oppervlakte gebracht. Hierdoor zien we daadwerkelijk verschil in aanleg tussen verschillende rasgroepen. Dit zijn de rasspecifieke eigenschappen. Dit ontkennen kan tot onnodige problemen leiden.
Maakbaarheid
Wij zijn de poppenspeler! Wij trekken aan alle touwtjes en hoeven niet bang te zijn, dat onze honden later een autobiografie zullen schrijven, waarin ze aangeven wat voor mensen wij waren. Ook zullen ze ons nooit een proces aan doen. Maar, mag dat de reden zijn om zonder respect voor de intrinsieke waarde van andere dieren met ze samen te leven? In hoeverre respecteren wij het eigen “eigen zijn” van onze honden. Mogen ze zijn wie ze zijn? Of moeten ze maar al te vaak in ons kleivormpje? Aanwezig als wij het willen en uit zicht in de mand als wij het druk hebben. Wij willen wél een waak-en verdedigingshond, maar hij mag niet blaffen tegen de visite. Hij móet uiteraard blaffen tegen de inbreker. Gedrag waar wij op geselecteerd hebben, mag alleen worden getoond als het ons uitkomt. Wij gaan best ver met onze wensen. Maar snapt de hond dat ook?
We plakken ons te pletter
Hoe verhoudt dit zich ten opzichte van de omgang met onze huisdieren? In een wereld waarin wordt verteld dat alles maakbaar is, hebben velen blijkbaar het idee dat dit ook voor alle levende wezens geldt. Hiernaast vertelt een legertje “trainers” dat het gedrag van onze dieren naar onze hand gezet kan worden. Gek genoeg, liegen ze hier niets aan. Het kan inderdaad allemaal. Wij zijn de mens. Wij hebben beschikking over een arsenaal aan hulpmiddelen en methoden om dieren aan onze wensen te onderwerpen. In mijn optiek is de vraag dan ook niet: Kun je het voor elkaar krijgen? De vraag is veel eerder: Waarom moet je het willen?
Honden zijn alles wat wij willen dat ze zijn. Binnen tien minuten hebben ze zomaar vijf labels.
De hond trilt in de wachtkamer van de dierenarts De hond is bang
De hond luistert niet in de spreekkamer De hond is ongehoorzaam
De hond gromt bij een pijnlijke behandeling De hond is agressief
Na de behandeling likt de hond de hand van de dierenarts De hond is best lief
De hond trekt de eigenaar de spreekkamer uit De hond is dominant.
Wij plakken ons te pletter. Honden zijn geen plakplaatjesboek. Het zijn levende wezens. Ook bij hen is context, prikkel in combinatie met leerervaringen van invloed op wat ze doen. Een hond kan bang zijn binnen een bepaalde context ten opzichte van een bepaalde prikkel ten gevolge van bepaalde leerervaringen. Diezelfde hond kan in een andere situatie juist zeer zelfverzekerd zijn. Om hier iets over te kunnen zeggen, moet je eerst naar de kern. Van daaruit kun je gedrag gaan begeleiden. Een labeltje plakken heeft hier geen meerwaarde.